Er zijn zeven sacramenten:
- doopsel
- eucharistie
- vormsel
- huwelijk
- priesterschap
- biecht
- ziekenzalving.
Omdat het er zoveel zijn, denkt men misschien dat het gelovig leven rond de sacramenten draait.
Het lijkt alsof het er in een christelijk leven alleen om gaat dat je je kinderen laat dopen, dat je je ‘plechtige communie’ doet, dat je trouwt in de kerk en dat je er begraven wordt.
Welnu, het is er een element van, maar slechts een heel klein element.
Het geloof, dat niemand kan ‘uitvinden’ en dat ons alleen maar kan verkondigd worden, is oneindig veel ruimer en omvattender. De sacramenten zijn er slechts voor wie tot dat geloof toetreedt. Verder lopen ze parallel met de geloofsgroei en met de concrete levenssituatie van ieder mens afzonderlijk. Er zit geen automatisme in. Om maar een voorbeeld te nemen: niet iedereen die 12 jaar is, moet zo nodig gevormd worden. Het kan vroeger, het is vaak later. Ook al worden de sacramenten toegediend tijdens een liturgische viering in de kerk, toch zijn ze veel minder een reden tot feest dan een aanzet tot godsdienst in de letterlijke zin van het woord. Ze zijn immers een dienst aan God, wat zich uit in één of andere specifieke inzet binnen de gelovige gemeenschap.
We gaan hier niet in op de betekenis van de sacramenten; we willen alleen duidelijk maken hoe wij in onze pastorale zone de sacramenten beleven en welke accenten we leggen bij elk ervan.