Zone Dilbeek

Advent 2017

Samen adventskrans maken

 

 

 

Wees Waakzaam

Voor onze verste voorouders leek het alsof in de winter de god van de zon alsmaar verder en verder verdween uit hun wereld, omdat de dagen alsmaar korter werden.

Daarom wilden ze de zonnegod ertoe verleiden terug dichter bij te komen. Dat deden ze door vuren aan te steken.
Maar zo min als de vuren van onze voorouders de zon konden verleiden, zo min verleidt onze kerstverlichting in de straat God.

Wij weten overigens dat de zon sowieso terug dichter bij de aarde komt. Welnu, het is goed te weten dat God al evenmin ooit ver weg is,

zelfs niet het ene moment verder dan het ander: Hij is er gewoonweg altijd. Dat is wat God doet.

 

Wat doen wij dan? Marcus zegt bij de eerste zondag van de advent : ‘Wees waakzaam’.

Als we waakzaam zijn, als we er aandacht voor hebben, zullen we God rondom zien: eerst als in een flits, maar dan als maar duidelijker.

Nu, in deze tijd van het jaar en we vooral binnenskamers blijven, willen we ons vier weken lang oefenen in waakzaamheid. Dat is wat wij doen.

 

Als God altijd bij ons is en als wij waakzaam zijn, zullen we God ontmoeten en Hij ons.

Dat kan op 25 december zijn, maar ook op elke andere dag: we weten niet wanneer precies.

In het evangelie staat het letterlijk: ‘Gij weet niet wanneer het ogenblik daar is’.

 

 

 

Teken van Gods aanwezigheid is altijd licht en vuur en dus steken we een kaars aan op onze adventskrans.

 

Een lint met de tekst uit het evangelie ‘Wees waakzaam’ wil een geheugensteuntje zijn rond de eerste kaars van onze adventskrans.

 

 

 

Bereid de weg van de Heer

We hoorden vandaag vanuit het oude testament Jesaja spreken (Jes 40, 1-5, 9-11) en zeggen: ‘Maak de paden recht, baan een weg voor de Heer’.
Hoe mogen we ons dat voorstellen?

Laten we ons eerst eens even verplaatsen naar de tijd van Jesaja. Toen koningen één of andere plaats of stad bezochten, zonden ze boden voor zich uit.

Waar ze een goede koning hadden, was dat ‘goed nieuws’ en waren de boden of was de bode een echte ‘vreugdebode’.

De mensen gingen meteen uit de weg staan, om minstens een glimp van de koning te zien en dan riepen ze : ‘Zorg voor ons’.

Meer was er niet nodig: uit de weg gaan staan en uitkijken. Zodra de koning voorbij getrokken was, sloten ze zich aan bij de mensen die de koning volgden.

De weg die de koning in de stad aflegde, was gewoonlijk de hoofdstraat, die ook gebruikt werd voor processies waarin beelden van goden meegedragen werden

en daarom de Via Sacra, de heilige weg genoemd werd. Geen wonder dat de mensen dachten dat hun koning ook zo’n god was!

Hoe mogen we ons de profeet Jesaja voorstellen?

Zijn blik reikt tot in de hemel en daar ziet hij Jahweh zitten, omringd door zijn hemelse raad van aartsengelen en engelen, van cherubijnen en serafijnen,

van heilige mannen en v rouwen. En hij hoort dat Jahweh zegt: ‘Ga mijn volk troosten’ en dat ze terug naar huis kunnen. Van Babylon naar Jeruzalem?

Er liep daar toen niet eens een veldweg, laat staan een Via Sacra! Er moesten zelfs bergen afgegraven worden en dalen gevuld.

En zie, Jesaja hoort hoe God zelfs het bevel gaf een weg te banen. Als die weg er ligt, kan het volk naar huis – Jahweh achterna als op een Via Sacra achter een koning.

Toen hij dat gezien en gehoord had, kon Jesaja het niet voor zich houden: je bent profeet of je bent het niet! En wat Jahweh god beslist en Jesaja had gezegd, gebeurde:

het joodse volk is uit Babylon naar Jeruzalem mogen teruggaan. Maar geen van hen heeft God gezien – zelfs niet in een glimp.

Wel zijn ze op weg gegaan, als achter een koning, en ze zijn thuis gekomen. Maar dat was het dan, meer niet. Wat ze beleefd hadden, leek wel sterk op die keer toen ze uit Egypte wegtrokken en de profeet Jesaja leek wel een soort tweede Mozes te zijn.

In het evangelie van Marcus is het Johannes de Doper, die op Mozes gelijkt. Alleen gebeurt alles nu in miniatuur: niet helemaal door de woestijn van Egypte naar het beloofde land,

niet door de wijde zee of zelfs niet van Babylon naar Jeruzalem maar even tot aan de rand van de woestijn, tot bij de Jordaan waar Johannes als een vreugdebode stond om de komst van God te verkondigen. Weeral? Ja, maar derde keer, goede keer: na Mozes en Jesaja, nu Johannes. En deze keer zouden de mensen God echt zien: niet gewoon achter Hem aanlopen, niet slechts in een glimp, maar ‘in ’t echt’. Johannes zal Hem een beetje later aanwijzen: hij wees naar Jezus, en noemde Hem ‘Christus’ – wat zoveel betekent als ‘tot koning gezalfd’ en zelfs ‘Zoon van God’. Dat was de goede boodschap, die Johannes bracht. Marcus heeft een heel boek nodig gehad om uit te leggen wat die boodschap was en betekende. Daarom noemde hij zijn boek ‘evangelie’, wat vanuit het Grieks een ander woord is voor ‘goede boodschap’. En het is net alsof Marcus vertelt wat hij Jezus hoorde zeggen en zag doen terwijl hij Hem achterna liep, Hem volgde op zijn weg, op zijn Via Sacra. Halverwege zijn boek, halverwege zijn evangelie is er één iemand – Petrus – die al wist en verstond dat Jezus, de Christus is, de Zoon van God. En op het einde van zijn boek wist bijna iedereen het, zelfs de Romeinse honderdman, die verantwoordelijk was voor de terechtstelling van Jezus. Hij zei: ‘Waarlijk deze man was de zoon van God’

Nu wij nog. We hebben al weet van Jezus: van sinds we kind waren zijn er mensen geweest die ons Jezus hebben aangewezen zoals Johannes de Doper het deed.

Als wij nu het boek van Marcus lezen, is het net alsof ook wij achter Hem aangaan, Hem volgen op zijn weg.

En… we zullen ontdekken dat het waar is dat Hij de Christus en zoon van God is.

 

Bid zonder ophouden

De 2de lezing van de 3de zondag van de advent komt uit de brief van Paulus aan de Tessalonicenzen (1 Tess. 5, 16-24). Het is het oudste bewaarde document van het Nieuwe Testament, de eerst geschreven brief over ons geloof. Apostel Paulus doet hier 3 uitspraken over wat ons geloof is, hoe christenen zijn; “Wees blij, bid zonder ophouden en dank God voor alles’. Dat is wat een christelijke levenshouding inhoudt, meer moet dat niet zijn.
Het moeilijkst waar te maken kan volgende opdracht zijn: ‘Bid zonder ophouden’. Het is echter niet de bedoeling om letterlijk zonder ophouden een gebed te bidden. Belangrijker is om in contact te komen met God. We kunnen dit vergelijken met de relaties met onze partner, ouders en kinderen. We hoeven niet steeds in dezelfde ruimte te zijn om te weten waar de andere is, wat hij of zij doet. We spreken daarover met elkaar.
Zo kunnen we ook in contact zijn met God: voortdurend weten dat Hij er is en af en toe met Hem wat uitdrukkelijker in contact komen door te bidden.
   Het lint bij de 3de kaars op de adventskrans nodigt ons daartoe uit: ‘Bid zonder ophouden’.

De brandende kaars herinnert ons aan Johannes de doper, die zichzelf zag als getuige van het licht.

Wees blij, bid en dank God voor alles.

 

Verheug u

     De vierde kaars mocht branden tijdens de laatste zondag van de advent en het lint met ‘Verheug u’ werd erbij gehangen.
Het zijn de woorden van de engel Gabriel aan Maria. ‘Verheug u’. Deze woorden doen ons dadelijk denken aan ‘blij zijn’..

We horen echter in ver-heugen het woord ‘heugen’ en dat brengt ons bij ge-heugen, herinneren…Voeg daar het woord ‘ver’ bij en het maakt het nog sterker.

Herinner u wat er gezegd is, wat er al gebeurde, wat er je meegemaakt hebt en het zal u met vreugde vervullen. Dat bedoelt de engel als hij bij Maria komt en één van de zaken waar ze zich over mag verheugen vernemen we in de eerste lezing over koning David. Hij bouwde voor zich een prachtig paleis en realiseert zich dan dat de ark van God onder een tentdoek staat. Hij wil een mooie tempel bouwen voor God. De profeet Nathan geeft eerst zijn goedkeuring maar in een goddelijke droom ontvangt hij het juiste inzicht: God heeft geen tempel nodig. Hij leeft onder en met de mensen. Hij trok mee door de woestijn met zijn volk dat in tenten leefde.

Jaarlijks herdenken de joden dit met het loofhuttenfeest. God belooft David dat uit zijn dynastie een Zoon van God zal opstaan. Hij hoeft helemaal niet voor God te zorgen en een tempel te bouwen. God zal voor hem en zijn nageslacht zorgen. Hij is hen nabij, alle dagen, voor altijd..

Verheug u, herinner het u, hoe God nabij was, is en zal zijn….Niet alleen voor David en zijn volk. Maar ook voor ons. Zo kijken we uit naar kerstmis.

 

Wij hopen dat deze advent God een stukje dichter bij jullie gekomen is.

Hij verwacht ons, Hij is nabij, Hij leeft onder ons en zorgt voor ons.

Geloof je dat in Jezus God heel nabij is, ja, één is met God?
Onthaal je het licht dat Jezus ook in jou wil laten schijnen en branden?
Ben ik op die manier een kribbe, die Hem in mij draagt?