Zone Dilbeek

Kapellen in de kerk

1.Doopkapel

Een baptisterium of doopkapel – afgeleid uit het Griekse ‘baptisterion’ (= badplaats of zwembassin) of uit het Italiaanse ‘battistero’ – is het afgezonderd deel van een kerk waarin de doopvont staat. Het is veelal een achthoekig gebouw aan de westzijde van de kerken en toegewijd aan Johannes de Doper. Waarom achthoekig? Daar worden verschillende verklaringen voor gegeven, die losstaan van elkaar maar ook wat aansluiten op elkaar.

*Kerkvaders verwijzen naar de ‘achtste’ dag: de Dag des Heren, aangezien dat de dag was waarop Christus verrees uit de doden. De heilige Ambrosius dacht zo: acht is het symbool voor een nieuw begin: voor het begin van een nieuwe week, maar ook voor het begin van een nieuw leven als christen.

*Anderen denken aan de ark van Noah, waar slechts acht personen gered werden.

*Misschien doet het cijfer acht ook denken aan de achtste dag waarop de besnijdenis van Jezus Christus plaatsvond.

 

De doopkapel en doopvont bevinden zich meestal achteraan de kerk: de doopleerling moet eerst het sacrament van het doopsel ontvangen vooraleer deel te nemen aan de eucharistieviering van de gemeenschap. Om dat onderscheid duidelijk te maken staat er een traliewerk tussen doopkapel en kerk. Ze is de architecturale uitdrukking van andere symbolen van het doopritueel: beperkt toegankelijk, buitendeur, de diepte en een poort.
Er is vaak een buitendeur aan de doopkapel: je kan er binnen en buiten zonder in de kerk te komen. Zo’n deur tref je aan in de Sint-Ambrosiuskerk.
Aan de Sint-Martinuskerk moet er vroeger ook een buitendeur geweest zijn want als je aan de buitenkant staat, zie je ter hoogte van de doopkapel een dichtgemetselde deurlijst.
De doopvont staat gewoonlijk lager dan de begane vloer. Dat heeft alles te maken met de dooppraktijk door onderdompeling in de eerste eeuwen van het christendom: de doopvont stond enkele treden lager en de dopeling daalde daarin af vanuit het westen (de kant van de zonsondergang – symbool van de dood) om er aan de oostkant (de kant van zonsopgang – symbool van het leven) uit te stappen, als van dood naar verrijzenis.
In de Sint-Ambrosiuskerk te Dilbeek wordt dit gesuggereerd door een trapje naar beneden tot de doopvont en in de Sint- Pieterskerk te Itterbeek – de doopvont staat er op het koor – staat deze in een putje.

 

In de eerste eeuwen lieten christenen zich op volwassen leeftijd dopen. Augustinus was de eerste kerkvader die een zo vroeg mogelijke doop bepleitte: van dan af werden er eerder (kleine) kinderen dan volwassenen gedoopt. De onderdompeling werd vervangen door een besprenkelen van het hoofdje en de doopkapel werd één van de ‘gewone’ kapellen in de kerk. Het doopsel kreeg alsmaar meer betekenis, zoals mag blijken uit de toegevoegde symbolen: olie, wit doopkleed, doopkaars …
Vroeger was het de normaalste zaak om uw kind te laten dopen: hoe vroeger, hoe beter. Nu wordt het vaak uitgesteld om redenen die er niet toe doen: omdat de grootouders dit belangrijk vinden, omdat het zo in onze cultuur zit, voor een meter en peter … Anderen laten hun kind zelf kiezen om zich te laten dopen zoals vóór de eerste communie of op een nog latere datum. Maar zeg nu zelf: is een kind op de leeftijd van pakweg een jaar of zes zeven bekwaam om zo’n beslissing te nemen?

 

 

Doopkapel Sint- Ambrosiuskerk Dilbeek

 

                                   

 

 

 

                                     

 

2. Maranathakapel

Verschillende kerken hebben een kapel, die zij-, week-, winter- of sacramentskapel genoemd werd naargelang het gebruik dat ervan gemaakt werd: aan de rechter of linker kant van de kerk, alleen gebruikt in de loop van de week, voor vieringen met kleine groepen of nog om er het heilig sacrament te bewaren.

In de Sint-Ambrosiuskerk te Dilbeek werd zo’n kapel voorzien. Bij eerdere werken werd er een betonnen plafond gegoten, dat sindsdien de houten lambrisering en versiering van het gewelf (in dezelfde stijl als dat van de doopkapel) bedekt en waar kabels van de elektriciteit over lopen. Bij de laatste herinrichting van die kapel kreeg ze de naam: Maranathakapel. ’Maranatha’ betekent: Kom, Heer Jezus, kom.
Het woord ‘maranatha’ is een Aramees woord en komt in het Nieuwe Testament slechts tweemaal voor: als afscheidsgroet van Paulus aan het einde van zijn eerste brief aan de Korintiërs (1 Korintiërs 16, 22) als één van de laatste woorden in de Apocalyps. Het is ook de bisschopsleuze van Mgr. A. Léonard, onze vorige aartsbisschop.

Een korte gang leidt vanaf het koor naar die weekkapel. Links is er een deur naar een betegeld koertje met waterpomp: het is de (kleine) kerktuin. Beter zou aangestampte aarde zijn, want het gebruikte doopwater, het water van de handwassing, … wordt daar uitgegoten om door te dringen in de gewijde grond waar de kerk op staat. Een andere oplossing is dat er door de buitenmuur van de kerk een afvoerbuis gestoken wordt om een afvoer te hebben naar het kerkhof (groter dan de kerktuin en vooral gebruikt voor begrafenissen) – dat alles om een rechtstreekse verbinding met de riolering te vermijden.