Wie de ring rond Brussel verlaat op afrit Dilbeek kan er niet naast kijken: op de hoek van de H. Moeremanslaan met de Ninoofsesteenweg staat de Sint-Antoniuskapel.
In het kapelletje aan ‘den Antoon’ staat niet het oorspronkelijke beeld. Hoe oud dit beeld is en waar het juist vandaan komt is een mysterie. Volgens de familieoverlevering kwam het beeld op een brandstapel terecht tijdens de Franse revolutie. Een vrouw zag het liggen en redde het beeld onder het mom dat ze er de kinderen wilde mee laten spelen. Het raakte in de vergetelheid en kwam jarenlang op de zolder terecht van de familie in kwestie. In de tweede helft van de negentiende eeuw waren er nogal problemen met de dieren op de boerderij, er waren veel ziekten of ze gingen dood. Op een dag kwam er een tante op bezoek. Om één of andere reden moesten ze iets gaan zoeken op zolder en ze vonden de Sint-Antonius. ,,Ik kan geloven dat er zoveel problemen zijn met de dieren, als jullie de heilige zo wegstoppen”, zei die verontwaardigd. Sint-Antonius kreeg prompt een kapel en de dieren werden weer gezond’.
De heilige Antonius van Egypte stond jaren in het kapelletje en deed zijn werk tot er in 1974 werken gebeurden aan de kruising van de Ninoofsesteenweg en de Moeremanslaan. De boerderij werd onteigend en het kapelleke werd afgebroken. De familie verhuisde naar Wambeek met de ‘kapelloze’ heilige.
Ze waren zo gehecht geraakt aan Antonius dat ze na de afronding van de werken en de heropbouw van de kapel in 1983, het niet over hun hart kregen om de heilige Antoon terug te geven waardoor de gemeente een nieuw beeld kocht. Het oorspronkelijk beeld is nu een familie-erfstuk dat thuis bij familie in de Palokewijk staat
Een beschermheilige met een willetje
Sint-Antonius met zijn varken is de beschermheilige van dieren, vooral van de neerhofdieren. Je mag hem allerlei dingen vragen, maar hij hanteert het principe: ’Voor wat, hoort wat’. Als je hem wat vraagt, moet je beloven wat je hem ervoor wil geven. Als je het dan gekregen hebt, moet je betalen , vandaar het gleufje links van de nis en een plaatje met de vermelding: “Hier offert men voor St.-Antonius”. Maar al het geld dat hij krijgt is voor de armen, want het is ook de beschermheilige van arme mensen. Parochies gebruikten vroeger het geld van Sint-Antonius om brood of steenkool te kopen en onder de armen te verdelen. Sint-Antonius stond op de grens van twee parochies, Sint-Ambrosius en Paloke, en het geld werd dan ook eerlijk verdeeld, daar zorgde de familie voor.
Brochure van “Stoep en drempel Paloke’
Met dank aan Vincent Van Belle voor info en foto’s
Wie was Antonius van Egypte ofte Den Antoon met het varken( niet te verwarren met H. Antonius van Padua)
Antonius Abt (ook van Egypte, de Grote, de Kluizenaar, van Schotland, van de Thebaïs of met het Varken)
Feest 17 januari.
Geschiedenis
Antonius werd rond 251 geboren in de Egyptische plaats Koma (nu: Qiman el-Ar, Midden-Egypte) en stierf in 356 na Christus (je leest het goed: hij werd 105 jaar oud!).
Zijn levensverhaal dat opgetekend is door zijn leerling Sint Athanasius de Grote vertelt dat Antonius zich rond 310 naar Alexandrië begaf om zich als christen bekend te maken, met de bedoeling de marteldood te ondergaan. Het was immers de tijd van de christenvervolgingen onder keizer Maximinus Daia (305-313). Maar deze liet hem ongemoeid.
Teruggekeerd beoefende hij een nog strengere ascese en onderging hij het martelaarschap naar de geest. Immers vanaf zijn 20e jaar leefde hij als kluizenaar. Dat kwam omdat hij als welgestelde jongeman eens in de kerk de evangelietekst hoorde voorlezen: “Als je volmaakt wilt zijn, verkoop dan alles wat je bezit en volg mij” (Matteus 19,21). Antonius was zo gegrepen door die tekst, dat hij hem letterlijk in praktijk bracht en op zijn eentje de woestijn in trok.
In de afzondering nam hij slechts het allernoodzakelijkste eten tot zich; hij heeft er vreselijk te strijden gehad tegen bekoringen: duivels in de gedaante van allerlei fantastische dieren gingen hem te lijf met knuppels en roeden en soms lieten ze hem half dood liggen.
Eerst woonde hij 35 jaar lang in een rotsspelonk in de buurt van de plaats waar hij geboren was. Daarna trok hij dieper de eenzaamheid in en vestigde zich op een berg aan de overkant van de Nijl in de buurt van het huidige El-Maimum.
Nadat hij twintig jaar op zijn berg had doorgebracht, trok hij naar een oase in de Egyptische woestijn, nu geheten Djzebel al-Galala el Qibliya. In deze oase werd hij bezocht door vele christenen. Van hen besloten er zo nu en dan om hun leven verder in zijn gezelschap door te brengen. Zo ontstond een dorp van kluizenaarswoningen. Hoewel hij geen gemeenschappelijke levenswijze organiseerde, gaf hij aan allen geestelijke leiding; dat is de reden waarom hij de eerste abt genoemd wordt.
Daar ontdekte hij, dat er al iemand vóór hem de woestijn was ingetrokken, om God in de eenzaamheid te dienen en te zoeken: Sint Paulus van Thebe († 342; feest 15 januari). Over die ontmoeting bestaat een mooie legende.
Legende
Negentig jaar lang had Sint Paulus de Woestijnvader in de eenzaamheid van de woestijn doorgebracht. Zijn enige bezigheid was bidden. Zijn enige gezelschap werd gevormd door zijn raaf die hem al zestig jaar lang elke dag een halfje brood bracht, en door de wilde dieren die hun schuilplaats met hem deelden. Toen hoorde hij opeens iemand van buiten zijn grot vragen om binnen te mogen komen voor een gesprek. Dat was Antonius. Hij was erachter gekomen dat er nog een ander in de woestijn leefde, die daar zelfs al eerder mee begonnen was dan hij. Sint Paulus was een nederig man. Hij maakte allerlei bezwaren, omdat hij zich niet waardig achtte om met zo’n groot man als Antonius om te gaan. Na een langdurige omhelzing, zetten zij zich toch neer om over God te praten en om samen zijn lof te zingen.
Op het uur van de maaltijd zagen de twee Paulus’ trouwe raaf aan komen vliegen. Maar deze keer had hij bij wijze van uitzondering een heel brood in de bek. “Moet je kijken, broeder, riep Paulus uit, wat worden we toch goed door God verzorgd, want Hij is het natuurlijk die ons deze maaltijd toestuurt. Al zestig jaar lang brengt deze raaf mij een half brood, en dat was meer dan genoeg voor mij. Maar nu de Heer u naar mij toe heeft gezonden, heeft Hij ter ere van u meteen het rantsoen verdubbeld!”
Na God gedankt te hebben gingen de beide heilige mannen bij de bron zitten voor hun eenvoudige maaltijd. Elk van beiden stond erop dat de ander de eer toekwam het brood te breken. Toen ze zo niet verder kwamen, besloten ze dat elk voorzichtig aan een kant van het brood zou trekken…
Bij een van die ontmoetingen had Antonius beloofd, dat hij de oude Paulus na zijn dood zou begraven. Toen Paulus inderdaad overleden was, trof Antonius hem nog aan in een biddende houding. Het lijk werd bewaakt door twee leeuwen, die alle roofdieren van de heilige afhielden. Op Antonius’ aanwijzing groeven zij het graf en zagen toe, hoe Antonius de man begroef. Nadat ze van hem de zegen hadden ontvangen, verdwenen ze weer in de woestijn.
Waarom een varken bij Antonius Abt ?
In de Middeleeuwen gebruikte men varkens om het stadsvuil op te ruimen; de dieren aten het eenvoudig op. En omdat straatvuil ratten aantrok en ratten weer de pest verspreidden, zag men varkens als beschermers tegen de pest. St-Antoniusvarkens kregen dan ook een belletje om hun nek.
Beschermheilige
Hij is beschermheilige van alle beroepen die met vee, en meer in het bijzonder met varkens te maken hebben: hoeders, boeren, varkenshandelaren, slagers, vilders, leerlooiers en handschoenmakers, worstmakers, vleeswarenverkopers, handelaren in gerookte vleeswaren en schilders (penselen worden immers gemaakt van varkenshaar!); daarnaast van schutters en boogschutters, hij in Vaticaanstad patroon van de brandweer (vuur is net zo’n plaag voor de mens als de pest!); daarnaast is hij natuurlijk patroon van de Antoniusbroeders en van de Antoniters, van de kluizenaars en van de activiteiten, die hij in de eenzaamheid verrichtte: hoveniers, borstelbinders, mandenmakers en -vlechters en wevers, lakenscheerders en porseleinwerkers; hij is ook patroon van doodgravers en grafdelvers (vanwege het feit, dat hij Sint Paulus van Thebe begroef); van suiker- en banketbakkers (omdat in de winter rond zijn feestdag veel suikerhoudende spijzen werden gegeten als bescherming tegen de kou) en van de armen (omdat zij in de winter op zijn feestdag gratis varkensvlees kregen).
Zijn voorspraak wordt ingeroepen voor de bescherming van dieren, vooral varkens en hun stallen; tegen veeziekten (weer met name bij varkens); tegen besmettelijke ziekten, epilepsie, angst, ergotisme (antoniusvuur of moederkorenvergiftiging), gordelroos, hoofdpijn, huidziekten, jeuken, krabben, lupus, negenoog (karbonkel), netelroos, ontstekingen, pest, roos, scheurbuik, steenpuisten, versterf (necrose) en wratten; tegen de pijnen van het vagevuur.
In de kunst wordt Antonius afgebeeld met een varken, met een staf bekroond met een T (Tau). Deze T werd ook het symbool van de Antonieten. Andersom is de bel die de Antonieten luidden één van de attributen van Antonius geworden..
Bron: Heiligen.net