Deze kapel is door de inwoners van Bodegem gekend onder de naam ‘Het kapelleke van Wasjken’ (Van der Borght) en staat tegenover nummer 63 in de St.-Martinusstraat, te Sint- Martens-Bodegem. Zij is toegewijd aan O.-L.-Vrouw van La Salette, ook wel middelares voor de zondaars genoemd.
Op deze locatie stond in de 19de eeuw ook al een kleine kapel, gebouwd door de familie D’Hauwer als dank voor een genezing, op grond horend bij het Castelhof.
De huidige kapel werd gebouwd in 1920 door Johannes Carolus Van der Borght, zie hardsteen met inscriptie boven de deur: “Anno/1920/VDBMR”. De stenen waarmee de kapel werd opgebouwd, zijn door Joannes-Carolus Van der Borght (1859-1931) zelf gebakken. Hij was herbergier, kasseier en aannemer en beschikte over een steenvormpers.
Deze Joannes-Carolus of Wasjken had trouwens de kleine kapel en de aanpalende boomgaard gekocht van één der nazaten van de familie Bilaut (ooit eigenaar van het Castelhof).
Midden de jaren 80 werd de kapel grondig gerestaureerd en heringewijd op 15 mei 1988. Bij die gelegenheid trok – zoals vroeger – een processie naar de kapel.
Er staan twee Mariabeelden: een plaasteren, gepolychromeerd Mariabeeld met kroon met daarvoor een biddende engel en een beeld van Onze Lieve Vrouw van Meesen in stolp met voor haar de beeltenis van een benedictines geschonken door een inwoonster van Bodegem uit dankbaarheid voor een genezing.
Er is het ook nog het beeld van twee herderskinderen wat, vermoedelijk, een verwijzing is naar O.-L.-Vrouw van La Salette die niet meer aanwezig is.
Bron: Kapellekeswandeling in Sint-Martens- Bodegem (2 juli 2017).
Het verhaal van de verschijning van Onze-Lieve-Vrouw in La Salette
Het gebeurde in de namiddag van 19 september 1846: twee eenvoudige kinderen hoedden hun koeien in de bergen van La Salette, tegen Grenoble. Het waren Maximin Giraud en Mélanie Calvat. Ze hadden elkaar voordien nooit ontmoet, maar kwamen elkaar daar per toeval tegen. Na hun middagdutje en verblind door de stralende zon, zagen ze plots een wondermooie dame die wenend op een rots zat. Ze beschreven haar als zittend met haar ellebogen op haar knieën en haar gezicht begraven in haar handen. Ze was gekleed in een wit gewaad bezaaid met parels; en een goudkleurige schort; witte schoenen en rozen om haar voeten en een hoge hoofdtooi. Om haar hals droeg ze een crucifix aan een kleine ketting. Ze wenkte de kinderen en zei dat ze een boodschap voor hen had. Ze sprak vlekkeloos Frans, een taal die de kinderen niet begrepen, vermits ze enkel dialect spraken.
De dame beklaagde zich over het materialisme dat de wereld overspoelde. Ze voorspelde grote rampen als de mensen zich niet bekeerden en vroeg de kinderen te bidden tot God om de rampspoed af te wenden. Om haar woorden kracht bij te zetten deed de dame op die plaats een bron ontspringen.
Na elk kind een geheim te hebben gegeven, liep ze een heuvel op en verdween. Volgens het verhaal van de kinderen was de boodschap van de Maagd een oproep aan de mensen van de wereld om tot God terug te keren. De kinderen waren ervan overtuigd dat de dame niemand minder dan Maria was.
Toen ze over deze verschijning vertelden werden ze niet geloofd, maar ze hielden voet bij stuk en vertrouwden de woorden van Maria in een verzegelde brief toe aan paus Pius IX
Gedenk O, Onze-Lieve-Vrouw van La Salette, werkelijke Moeder van Smarten,
de tranen die U voor mij vergoten hebt op de Calvarie,
gedenk ook de moeite, die U zich voor mij iedere dag getroost,
teneinde mij te onttrekken aan de rechtspraak van God.
En zie nadat U alles voor Uw kind gedaan hebt, zorg ervoor dat U het nu alleen kunt laten.
Versterkt door deze troostende gedachte, werp ik mij hier aan Uw voeten ondanks mijn ontrouw en ondankbaarheid.
Stoot mijn gebeden niet af, O Maagd Middelares, maar bekeer mij en bekom voor mij de genade om Jezus boven alles te beminnen en U te troosten door een heilig leven opdat ik U eens op een dag in de Hemel zou mogen aanschouwen.
Amen.