Zone Dilbeek

veertigdagentijd 2017

De mens geboetseerd door God…

De veertigdagentijd. Tijd om even stil te staan en te weten dat je onderweg bent naar Pasen.

Een zinvolle manier kan zijn door het maken van een kijktafel. Wekelijks wordt er een symbool aan toegevoegd tot Pasen. En de start vinden we in de volgende tekst:

In het begin boetseerde God de Heer de mens uit stof, van de aarde genomen, en Hij blies hem de levensadem in de neus.

 

Uit een stuk klei ontstaat de vorm van een mens… We zijn door God gevormd en gemaakt. Wat een mooie gedachte. God wou dat ik er zou zijn…

Daar worden we dankbaar van.

En het is nu een goed ogenblik om ons bewust te worden dat wij vaak God ‘boetseren’. We vormen ons een beeld van Hem, met hoe Hij het zou moeten doen, hoe Hij zou moeten zijn. En dan worden we teleurgesteld omdat Hij niet zo is, niet ‘voldoet’.

Laat ons dat Godsbeeld eens helemaal loslaten. Laat ons tijdens de vasten  goed luisteren naar hoe Jezus over God, Zijn Vader, spreekt. En bouw zo terug een beeld van God op. Je zal merken dat ook de relatie met God vernieuwd wordt én verbetert!

We wensen  u een boeiende veertigdagentijd .

 

 

 

 

 

 

We bouwen verder bij de volgende tekst: In die dagen zei God de Heer tot Abram: “Trek weg uit uw land, uw stam en uw familie, naar het land, dat Ik u zal aanwijzen.” 

Met kiezelsteentjes mag je een weg leggen op je kijktafel thuis. Denk bij het leggen ervan aan de tocht van die ene mens, Abram. Eeuwen geleden ergens in Chaldea sneed hij (af-)godsbeeldjes uit hout of beitelde hij ze uit steen om ze dan te verkopen aan pelgrims. Slechts één van die goden trok hem aan, maar die stuurde hem op weg. En Abram toog op tocht,  eerst nog niet te ver, niet verder dan Charan. Hoe verder hij echter trok, hoe meer hij zich geleid wist door die god, die zijn God werd. Eerst ging hij nog niet alleen, maar met zijn vader en zijn neef Lot. Toen stierf zijn vader echter en zijn neef ging zijn eigen weg…  Abram wist vanaf dat moment dat hij door zijn God uitverkoren was, hij en niemand anders, maar de afstammelingen van Abram zijn vandaag zo talrijk als de zandkorrels aan het strand van de zee en als de sterren aan de hemel.

Eén van die afstammelingen ben jij. Terwijl je steentjes legt op je kijktafel, voel je je misschien ook aangetrokken door God. Weet dan meteen dat Hij je ook op weg zet. “Op weg waarheen?” zal je willen weten, want zo’n avonturier ben je niet. Welnu, je zal de weg alleen vinden door weg te gaan: eerst voetje voor voetje samen met anderen, maar dan stap na stap … Nu misschien al op je kijktafel bij elk kiezelsteentje, maar nog meer in je leven zal je bij elke stap ondervinden dat die weg de enig juiste is voor jou: je zal je er gelukkig bij voelen en heel de tijd weten dat God bij je is: Hij is jouw God en jij zijn uitverkorene om uitgerekend dat te doen waarvoor God niemand anders wilde dan jij, jij alleen.

 

Er is een joodse legende, die vertelt dat God op de avond van de 6de dag van de schepping, een waterput boorde in het aards paradijs. Niet alleen in die legende, maar ook in de Bijbel zelf staan vele verhalen van gebeurtenissen, die zich afspelen bij een waterput. Nu was het zo dat al die waterputten zo sterk op elkaar geleken, dat het joodse volk dacht dat het overal en altijd dezelfde waterput was. Het kon niet anders of het moest wel een wandelende waterput geweest zijn! In het boek Numeri – één van de delen van de bijbel – staat zelfs ergens een lijstje van al de plaatsen waar het joodse volk op zijn tocht door de woestijn een waterput – die waterput! – heeft aangetroffen. Eén van die plaatsen zou Mattana heten, maar ‘mattana’ is niet de naam van een oase of een dorpje in de woestijn, maar is het Aramese woord voor ‘geschenk’.

 

Vooral in de woestijn was water een welgekomen geschenk. Toen het joodse volk nog maar pas uit Egypte was weggetrokken, klaagden ze bij Mozes omdat het zo moeilijk was om aan water te geraken. Ze wilden zelfs terug naar Egypte! Mozes, die de zee al geslagen had met zijn staf om ze in twee te splijten, kreeg nu van God de opdracht om met diezelfde staf op de rots te slaan en zie, als was het de waterput, het water borrelende om hoog: het joodse volk hoefde niet terug naar Egypte, maar kon vooruit het beloofde land, de toekomst tegemoet. God liet hen niet in de steek!

 

 

 

 

In het evangelie zit Jezus op de rand van een waterput, als daar een vrouw uit Samaria water komt putten. Ze heeft het er moeilijk mee: zoals voor het joodse volk in de woestijn, zo is het ook voor deze vrouw moeilijk om aan water te komen. Maar goed, haar hele leven is moeilijk: ze heeft zelfs vijf mannen gehad! Nu ontmoet ze daar bij de waterput Jezus: ze mag van Hem een streep trekken onder haar verleden, ze mag van Hem een nieuwe toekomst beginnen. Zonder water te putten, ziet ze plots de zin van haar leven en krijgt ze nieuwe energie. Alleen omdat ze Jezus heeft leren kennen? Ja, maar vooral omdat ze Hem een plaats heeft gegeven in haar leven.

En wij nu? Zoals het volk in de woestijn, zoals de Samaritaanse vrouw moeten wij ons ook niet meer bezig houden met ons  verleden en met wat er fout is gegaan: de Heer geeft ook ons leven met toekomst. Thuis maken we met stenen ook een kleine waterput. Ondertussen proberen we ons verleden achter ons te laten en zoeken een nieuw leven bij Ons Heer.

 

 

 

 

Je ziet met gelovige ogen meer dan er te zien is…

De lezing uit het oude Testament verhaalt ons hoe God Samuel op weg stuurt om een nieuwe koning voor Israël te zoeken. Saul, de vorige koning, had gefaald en nu stuurt de Heer Samuel naar Isaï: één van zijn zonen moet koning worden over Israël. Bij aankomst telt Samuel wel zeven jongens. Hij is onder de indruk van de oudste zoon, maar Samuel beseft dat hij de eerste koning louter op grond van uiterlijke kenmerken gekozen heeft en dat het nu anders moet. Oppervlakkig gezien zou elk van de zeven koning kunnen worden, maar bij nader toezien kon niet één van hen koning worden. Welk ander kenmerk moet de nieuwe koning dan hebben? Heeft Isaï misschien nog andere zonen? En ja, er is nog één: de jongste, maar die zorgt als een herder voor de schapen. Hij wordt geroepen en Samuel weet meteen dat hij het is die hij zoekt. Hij zalft hem tot koning om herder te zijn voor het volk.

In het evangelie gaat het ook over een jonge man. Hij is blindgeboren. Jezus merkt hem op en roept hem bij zich. De man bleek geen ogen te hebben en dus moet Jezus hem – zoals in het begin bij de schepping – ogen geven ‘uit het stof van de aarde’. Omdat Jezus hem wegstuurde naar een bron om er zijn ogen te wassen, had hij Jezus nooit gezien en kende hij hem alleen van horen zeggen: een man, die Jezus ook, wellicht een profeet, allicht geen zondaar,… Maar Jezus zien is voor hem meteen geloven in Jezus.

We zijn geen koningen, maar wel christenen want ook wij zijn gezalfd: ‘christus’ betekent immers ‘gezalfd’ – maar niet met olie zoals David, wel met slijk zoals die blinde jongen. En omdat wij al (of nog) ogen hebben is het niet nodig er nieuwe te maken en volstaat het ze te zalven:  met gezalfde (met ‘christelijke’!) ogen zien we meer dat wat er zien is. Wie met de ogen van een christen kijkt naar de wereld en de mensen, ziet meer en anders.

 

 

 

Op onze kijktafel staat een mens uit klei (slijk) geboetseerd. Laten we wat olie nemen en deze mens zalven. Zo vergeten we niet dat ook wij gezalfden zijn en dat God verlangt dat we steeds meer naar onze medemens kijken zoals Hij.

 

 

 

 

 

Je mag ‘groeien in geloof’.

In het evangelie wordt verteld hoe Jezus Lazarus uit de dood doet opstaan. Voor ons, christenen, lijkt dit het hoogtepunt van het verhaal. Het evangelie is echter in de eerste plaats voor de Joden geschreven. Voor hen staat het belangrijkste in het midden van het verhaal. En centraal in het verhaal over de opwekking van Lazarus staat het gesprek dat Jezus heeft met zijn zus, Marta. Eerst drukt zij een vaag geloof in een leven na de dood uit: ‘bij de verrijzenis op de laatste dag’. Dit vage geloof van de Joden drukken ze ook uit als ‘voortleven in Abrams schoot’ wat vergelijkbaar is met wat wij ‘voortleven in onze kinderen’ noemen. Als Jezus daarop zegt dat Hij de verrijzenis en het leven is, drukt ze haar geloof in Hem uit. Haar vage geloof verandert in een persoonlijk geloof: ‘Ja, Heer, ik geloof.’ Een persoonlijk geloof in Jezus … Is dat niet wat wij allemaal wensen? Dat is het geloof waarvoor we kunnen bidden. En dat gebed wordt met zekerheid verhoord. Eens we dit geloof hebben ontvangen, herkennen we ons in de tekst van Paulus: ‘Als Christus in u is, blijft uw lichaam wel door de zonde de dood gewijd, maar uw geest leeft, dank zij de gerechtigheid.’ Nu reeds hebben we deel aan het eeuwig leven door Jezus, die in ons leeft. Ons leven wordt geleid door God zelf.

 

Op de kijktafel staan enkele stenen waarmee je een waterput bouwde. Nu mag je ze herschikken tot een open graf. Bedenk ondertussen dat Jezus je uitnodigt om tot een persoonlijk geloof te komen. Hiernaar verlangen, ervoor bidden en erop vertrouwen dat de Heer je zal geven wat je vraagt, is al wat jij kan doen. En net zoals de blindgeborene, de Samaritaanse vrouw en Marta zal je ervaren dat je vage, algemene geloof kan groeien tot je kan zeggen:

‘Ja, Heer, ik geloof!’

 

 

 

 

Palmtakjes, nu fris groen, over enkele dagen verdord… symbool voor ons geloof?

 Toen destijds het volk in Jeruzalem vernam dat Jezus op komst was, gingen de mensen Hem tot aan de stadspoort tegemoet. Zeer velen spreidden hun mantels uit op de weg, terwijl anderen de weg bedekten met twijgen die zij van de bomen hadden gesneden. Op Palmzondag herinneren de palmtakjes ons hieraan.

De takjes die wij hiervoor zegenen, heten ‘buxus sempervivens’ d.w.z. altijd groen. Maar ze drogen uit en worden bruin … Onbedoeld zijn ze zo het symbool van ons geloof: vandaag fris en groen, morgen al wat droger en binnen enkele dagen verdroogd en dor.

Toch willen we dit groene takje vasthouden terwijl we het lijdensverhaal opnieuw beluisteren. Hoewel we het al ettelijke malen hebben gehoord, kunnen we steeds nieuwe accenten leggen. Deze keer worden we uitgenodigd om stil te staan bij onze eigen plaats tussen

* een vrouw die een albasten vaasje zeer dure balsem uitgiet over Jezus’ hoofd – en dus veel geld verspilt aan Jezus – en Judas, die Hem voor 30 zilverlingen verraadt.

* Pilatus’ vrouw, die door een droom Jezus’ rechtschapenheid aanvoelt en Petrus, die Hem verloochent.

* de vrouwen die gaan zitten bij het graf om te bekomen van wat er gebeurde, niets verwachten en toch de eersten zijn die de verrezen Heer zien en de wachters, die postvatten om te voorkomen dat Jezus’ lichaam uit het graf gestolen zou worden en helemaal niets zien.

 

 

Thuis willen we met dit groene takje de keitjesweg op onze kijktafel bedekken. We willen het ook vastmaken op het kruisje in de woonkamer. Dan is het alsof we het enten op een levensboom. Er is overigens een stroming in de spiritualiteit die het Kruis de boom des levens noemt (cf. de tuin van Eden met de boom van de kennis van goed en kwaad en met de boom des levens).

Als we ons geloof vandaag enten op Christus, zal het niet bruin of dor worden, maar een heel jaar fris en groen blijven…

 

 

 

Een nieuw leven ! 

Was u er ook bij tijdens de paaswake ? De kerk half in het duister gehuld maar tijdens de viering kwam er steeds meer licht.  Eerst in de vuurschaal, dan de paaskaars en al onze eigen kaarsen en uiteindelijk baadde de hele kerk in het licht. Maar meer nog dan het kerkgebouw mochten wij zelf ‘ het licht’ ontvangen. We keken er al de hele vasten naar uit. In het Johannesevangelie klonk het zo: ” Het ware licht dat iedere mens verlicht, kwam in de wereld.” Jezus, zoon van God, leefde onder de mensen. En Hij wijst ons de christelijke weg die we kunnen gaan. Hij zal die weg ten einde gaan. Tot het uiterste. Tot de kruisdood. Maar daar eindigt het niet. God is trouw aan de mens. Hij laat hem niet achter in de dood. Hij wekt zijn geliefde Zoon opnieuw tot leven. Hij doet Hem verrijzen. De onmetelijke liefde van God wekt Hem tot leven. Die liefde van God is er ook voor ons. Hij wil met ons een nieuw verbond sluiten. Hij nodigt uit ons oude leven achter te laten en nu, vandaag, een nieuw leven te starten.  Zelf te verrijzen…

Tijdens de paasviering vernamen we hoe de mensen de Verrezen Heer ontmoeten. De Emmaüsgangers zijn bedroefd en verslagen onderweg. Ze verlaten Jeruzalem.  De twee mensen zijn in  gesprek over al wat er de voorbije dagen gebeurd was. Ze hadden verwacht dat Jezus Israël zou komen bevrijden. Letterlijk. Een nieuwe koning voor het hele volk. En nu was Hij dood. Dan ontmoeten ze onderweg een persoon die met hen mee op weg gaat. Hij luistert naar hun verhaal. Maar Hij zorgt voor een nieuwe kijk op de gebeurtenissen. Hij verklaart aan de hand van de Bijbel wat er moest plaatsvinden. Hij geeft er zin en betekenis aan. En als Hij met hen aan tafel zit en het brood zegent en breekt, herkennen ze Hem. Vol vreugde keren ze terug naar Jeruzalem om aan de leerlingen hun verhaal te vertellen en vooral, om te getuigen. Want ze kunnen het niet  voor zich  alleen houden, hun hart brandde toen hij hun toesprak. En dat vuur is niet meer te blussen. Jezus is opgestaan uit de doden. HIj is verrezen! Hij is bij hen.

We weten dat God  grote dingen in het leven van Christus gedaan heeft. En God is bij machte om nog grote dingen te doen – maar nu in ons leven. Dat vieren we vandaag en in elke eucharistie. Laten we God toe in ons leven? Geloven we in de Verrezen Heer? Dan ‘brandt’ ook ons hart. Dan zijn we nooit meer alleen.

 

Onze kijktafel krijgt maar liefst twee nieuwe symbolen: een kaars die symbool staat voor het Goddelijke licht. En een gebroken eierschaal.

Een ei is bij uitstek een symbool voor nieuw leven. Het gebroken ei doet ons denken aan Jezus. Hij stierf aan een kruis, een gebroken man. Maar hij werd tot leven opgewekt, een nieuw leven. Hij is verrezen.  Hij getuigt van de liefde van God. Gods  trouw en liefde zijn sterker dan de dood. God wekt ook ons tot nieuw leven. Een uitnodiging die ons met blijdschap vervult. Ga je mee op die nieuwe weg?

We wensen je een Zalig Pasen.