Zone Dilbeek

vasten 2022

Eerste zondag van de vasten: ‘het woord is als een groene twijg’

 

 

We wensen tijdens deze vasten stil te staan bij het woord van God en de mensen.
We beginnen met “Het woord is als een groene twijg” en week na week zullen we telkens meer woorden van God en mensen bespreken.
Op deze eerste zondag van de vasten staan we stil bij woorden van rede en woorden van gevoel en wederwoord.

In ons christelijk geloof spreken we ons geloof met woorden uit in onze geloofsbelijdenis en geven we ons jawoord aan God.
Gehuwden geven hun jawoord en als teken van verbondenheid geven ze mekaar een ring.
Laat ons als teken van onze verbondenheid met God en onze medemensen een ring maken en in onze bloeiende twijg vastmaken.
Laat ons deze week even stilstaan bij ons jawoord.

 

De aanwezigen kregen een origamipapier met richtlijnen om zelf een ring te maken en worden uitgenodigd om dit thuis verder te zetten en week na week verder uit te bouwen.

het origami ring filmpje: https://youtu.be/GMcGPE6wKZs

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tweede zondag van de vasten: een ander mens worden…

Op deze tweede zondag van de vasten hoorden we in de eerste lezing dat God zijn ja-woord gaf aan Abraham, waarmee Hij zijn belofte op een talrijk nageslacht bevestigde: zo talrijk als de sterren aan de hemel en de zandkorrels op het strand zullen ze worden. In het evangelie hoorden we dat God zijn ja-woord aan Jezus gaf, waarmee Hij Hem bevestigde als : “Mijn zoon, mijn uitverkorene”. Onrechtstreeks geeft God daarmee zijn ja-woord ook aan ieder van ons. Voor Abraham ging het daarbij om aantallen: een ‘talrijk’ nageslacht. Voor Jezus en voor ons gaat het om een ‘meerwaarde’: door Gods woord werd Jezus (van gedaante…) veranderd zodanig dat God Hem zelfs zijn Zoon noemde; door Gods woord worden wij andere (en betere???) mensen.

 

 

 

Een meerwaarde visueel voorstellen is moeilijk, maar voor een (talrijk) nageslacht kunnen we denken aan een stamboom: de stamboom van het geloof begon bij Abraham, de stamvader van ons geloof, en eindigt (voorlopig) in onze generatie met alle parochies van onze federatie. Zo’n stamboom hangen we in onze kerken.

 

 

De stamboom van ons eigen en persoonlijk geloof mag wat meer gedetailleerd zijn: ook vertrekkend bij Abraham kennen we op onze persoonlijke stamboom alleen de laatste – hooguit ook de voorlaatste – generatie van de mensen, die hun geloof aan ons doorgaven: ouders of grootouders, leraars of leraressen, pastoors,… Zo’n stamboom stellen we zelf op: we vullen de (lege) vakjes in op de stamboom, die we meekregen en die we gekleurd en uitgeknipt ophangen in één of andere tak in onze huiskamer.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Derde zondag van de vasten: Handelen op inspiratie van de Heer …

In de lezingen van deze zondag leren we dat het woord van God een woord van behoud is.
— De vijgenboom die jaren geen vruchten geeft wordt niet omgehakt, maar blijft behouden. Meer nog de boom krijgt meststof met in het achterhoofd de gedachte dat hij dan wel vruchten zal beginnen dragen.

— De brandende braamstruik brandt niet op, maar blijft behouden.
Na een periode van vlucht en afzondering in de woestijn zag Mozes de engel van de Heer en zag hij de brandende braamstruik, die toch niet opbrandde. Plots begreep Mozes dat de Heer hem en het volk in ellende ook nog steeds zag en hij begreep de boodschap.
De braamstruik/het Joodse volk, wordt geteisterd door – vuur/onderdrukking – en toch brandt de struik niettegenstaande het vuur niet op = niettegenstaande de onderdrukking groeit het Joodse volk nog steeds.
Dit erkennen en herkennen van Gods aanwezigheid zet Mozes aan tot het juiste handelen: hij wordt de leider van zijn volk op weg naar het Beloofde Land.

 

Vuur voorstellen dat niet verbrandt doen we aan de hand van de rode takken van de cornus alba.

De gele takken van onze constructie staan symbool voor het Joodse volk en we plaatsen er vuurrode takken als symbool van hun onderdrukking tussenin.

 

 

Moge deze vastenperiode van 40 dagen ons ook de Heer beter leren kennen en erkennen en ons handelen sturen volgens Zijn inzichten.
“IK ben die IS en HIJ die IS zendt mij” wordt dan ook ons deel.

 

 

 

 

 

 

 

 

Vierde zondag van de vasten: woord van verzoening…

In het Lucasevangelie lezen we de parabel van de verloren zoon en daarin bekijken we één versregel van wat dichterbij: ‘De jongste zoon verkwistte zijn erfdeel in een losbandig leven’. Deze regel lijkt voor ons erg duidelijke taal te spreken en ook de oudere broer in het verhaal denkt te weten wat dat losbandig leven inhield. Hij zegt letterlijk: ‘hij verbraste zijn vermogen met slechte vrouwen’. Dat is mogelijk. Anderzijds kan het woord verkwisten ook vertaald worden als verdelen en het losbandig leven kan ook een uitzichtloos leven zijn. Zijn bezit verbrokkelt en verkleint. Hij deelt alles uit en houdt niets meer over van wat hij had. Hij was van thuis vertrokken om de vrijheid op te zoeken en nu woonde hij in een ver land maar wist hij eigenlijk niet meer wat hij daar te zoeken had. Hij had geen doel meer voor ogen. Zijn hopeloze situatie liep helemaal uit de hand toen er een hongersnood in het land uitbrak. Nu begint de jongste zoon na te denken over zijn situatie. Hij denkt aan vroeger, aan thuis en beseft dat de dagloners van zijn vader een beter leven hebben dan hij. Ze hebben eten in overvloed en hij voert varkens maar krijgt zelf niets. Hij besluit terug te keren en zijn vader om vergeving te vragen. Zelfs als zijn vader hem niet meer als zoon wil erkennen, zal hij tevreden zijn als hij als dagloner mag werken. Hij verwacht dat zijn vader hem terecht zal wijzen. Maar niets is minder waar want zijn vader staat op uitkijk, ja, zijn vader wacht op hem, hij verwacht hem. Met wijd gespreide armen ontvangt hij zijn zoon en er is enkel blijdschap om het weerzien. Er komen geen verwijten en geen vragen, maar wel een feest met een rijke maaltijd.

 

In de eerste lezing uit het boek Jozua gaat het ook over een feestmaaltijd en wel de eerste Pasen die gevierd wordt in het beloofde land. Op de paastafel staan ongezuurd brood en geroosterd graan. Het volk van God volk was ooit vertrokken uit het land van Abraham, Isaak en Jacob. Ze wilden zich bevrijden en trokken naar Egypte. Maar hun dromen kwamen er niet uit. Integendeel, ze leefden in slavernij en werden verdrukt. Ook zij komen tot inkeer en beslissen om terug te keren, weg uit de slavernij. Toch zullen ze nog 40 jaar dolen in de woestijn. Ze komen tot het besef dat het beloofde land het land van hun voorouders is. In Gilgal nemen ze een definitief besluit. Ze keren om en gaan terug naar hun thuisland. In dit beloofde land hopen ze een goed leven te kunnen leiden. Wanneer ze aankomen is de oogsttijd daar aangebroken. Ze kunnen oogsten en eten zoveel ze willen. Ze vinden er een overvloed aan eten en er is meer dan ze ooit hadden durven dromen. De tijd dat ze leefden van het manna is voorbij. Dat de inkeer plaatsvond in Gilgal is geen toeval. Gilgal in niet enkel een plaatsnaam. Het woord Gilgal betekent: ommekeer.

 

 

 

Voor velen onder ons werd het geloof met de paplepel meegegeven. Maar wat doen we ermee? Door de jaren heen hebben we rondgedoold. Niet goed wetend of het nog echt een rol speelt in ons leven. Misschien is dit het ogenblik om de ‘ommekeer’ te maken en terug te keren naar de kern van ons geloof. Misschien deed u dit al en mocht u ondervinden wat het betekent. Terugkeren naar de bron en ontdekken dat er véél meer is dan wat we ooit verwacht hadden. De Heer wacht op ons, hij vergeeft onze dwalingen en schenkt ons Zijn liefde. Zijn woord van leven is een woord van overvloed, telkens weer.

 

 

Daarom geven we een klein aandenken mee om thuis in de bloeiende takken te hangen: een zakje gevuld met graantjes. De graantjes verwijzen naar de rijke oogst in het beloofde land. Ze verwijzend naar een onverwachte rijkdom en overvloed. Durf de ommekeer te maken en ga op zoek naar wat ons geloof voor u betekent. U zult merken dat u veel meer vindt dan wat u ooit gedacht had te vinden …

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vijfde zondag van de vasten: Het baanbrekend woord …

 

 

Hebt u Gods Woord gehoord in de eerste lezing uit Jesaja (Jesaja 43,16-21)?

“Een weg leg Ik door de steppe, rivieren laat Ik stromen door de woestijn. De wilde dieren zullen ontzag voor Mij hebben, de jakhalzen en de struisvogels; want door de steppe laat Ik beken stromen, rivieren door de woestijn, …” Gods barmhartigheid en zorg voor zijn volk zullen afstralen op alles en iedereen rondom hen: ook op de onherbergzame steppe, de woestijn en de wilde dieren. Om ons hieraan te herinneren plaatsen we op de vijfde zondag van de vasten een struisvogelpluim tussen de bloeiende takken in de kerk en thuis.

 

Deze blijde boodschap, dit evangelie voor ons, christenen, gebeurt in de evangelielezing (Johannes 8,1-11) wanneer Jezus en de overspelige vrouw alleen achterblijven. Na Jezus’rake uitspraak: “Laat degene onder u die zonder zonden is, het eerst een steen op haar werpen,” is iedereen afgedropen. De executie is voorbij en de vrouw zelf laat hen koud. Jezus echter spreekt de vrouw aan, erkent haar en haar zonde en vergeeft haar. Dit woord van vergeving “Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer.” betekent een nieuw begin voor deze vrouw en niet alleen voor haar.

Want – misschien mocht u het al ervaren – enkel wie vergeving heeft gekregen kan vergeving schenken.

Wie vergeving ontving wordt een mild mens en wel op deze manier: barmhartig en vergevingsgezind.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Palmzondag: Het laatste woord

 

Jezus die op een ezel Jeruzalem binnen rijdt, een verhaal dat we elk jaar opnieuw beluisteren. We kennen het van buiten, het heeft geen geheimen meer. Apostelen worden vooruit gestuurd, ze moeten een ezel halen, krijgen deze mee en Jezus rijdt hierop Jeruzalem binnen. De mensen juichen hem toe, ze beleggen de weg met hun mantels en wuiven met palmtakken. Alleen, in het evangelie volgens Lucas, geen palmtakken. Wel mantels. Wij met onze voorkennis kunnen zien dat dit het begin is van het lijdensverhaal. Je zou dan zelfs kunnen zeggen dat deze mantels over de ezel en op de weg Jezus zijn lijden, zijn harde weg, wat zachter maken. De Joden hadden die kennis nog niet. Ze wilden met de mantels de ezel laten verdwijnen en er een bewegende troon van maken. Van de weg wilden ze een lange loper maken, een intrede voor een koning. Geen palmtakken. Wel juichende mensen die Jezus toewuifden met hun handpalmen.

 

 

 

Voor ons blijft de palmtak een symbool van leven en verrijzenis. Een groene tak die we het jaar door kunnen bewaren. We hielden ze tijdens de viering in onze hand terwijl we voor een eerste keer in de goede week naar het lijdensverhaal luisteren. Het is een goed moment om ons af te vragen of ook wij lijden voor ons geloof. Kunnen wij met zekerheid en vertrouwen zeggen “Jezus Christus is mijn Heer”?
Hou je palmtakje ergens bij waar je er af en toe een blik op kan werpen, zodat je ook doorheen het jaar even bij deze vragen stil blijft staan.