Aswoensdag
Na het ontvangen van het askruisje luisterden we naar drie lezingen uit de bijbel: gekozen omwille van de elementen van de ritus met het askruisje op Aswoensdag (stof, water en kruis) ging om even zoveel scheppingsdaden van God.
• De eerste lezing kwam uit het boek Genesis: een kort stukje uit het scheppingsverhaal over God, die als een pottenbakker de mens schiep uit het stof van de aarde en hem de levensadem in de neus blies – de adem, als voorwaarde voor het woord en de taal, voor dialoog en gebed.
• De tweede lezing was het verhaal van Gods tweede scheppingsdaad na de zondvloed. Met slechts acht mensen schiep God een nieuwe wereld, die grondig verschilde van de eerste: de mensen leefden zo lang niet meer (ze werden geen honderden jaren oud meer) en, hoewel ze nog altijd ‘van jongs af aan geneigd waren tot het kwaad’, nam God zich voor ze niet meer te vernietigen, maar genadig te zijn. In die wereld leven wij.
• De derde lezing kwam uit de tweede brief van Petrus, waarin hij het heeft over de wederkomst van Christus: na het vuur van het einde komt een zondevrije wereld waar gelovigen niet zonder lichaam zullen leven, maar een fysiek verrezen lichaam zullen hebben in een kosmos, die herschapen is. Van die (derde) schepping is het kruis het symbool sinds de vijfde eeuw (want eerder kon niet: tot de afschaffing van terechtstellingen op een kruis, verwees het te uitsluitend naar foltering en dood en het was pas na de afschaffing van terechtstellingen op een kruis dat het kon verwijzen naar de verrijzenis). Het verrijzenis van Jezus na zijn kruisdood is in het verleden voor Hem wat in de toekomst ook voor ons de verrijzenis zal zijn.
Zo kregen wij op Aswoensdag al zicht op Paaszondag.
Eerste zondag van de vasten
De 40 dagen voor Pasen zijn sinds mensenheugenis een tijd van bezinning en nadenken. We maken het dit jaar heel concreet: we denken na over geven, bidden en vasten. We willen ook een concreet teken: het kruisteken. Op Aswoensdag hadden we het al een eerste keer over het kruisteken: we werden met een askruisje getekend. Op de eerste zondag in die 40 dagen wilden we geven – meer bepaald: aalmoezen geven. Bij het woord ‘aalmoes’ denken we zeker niet aan ‘veel geld’ – integendeel, we denken aan een kleinigheid, aan enkele centen. We speelden met de oorsprong van dat woord: ‘aalmoes’ komt van het Griekse woord ‘eleèmosina’. Je herkent meteen de drie medeklinkers l, m en s en misschien ook één van de enige woorden, die we in het Grieks zingen tijdens een eucharistieviering in de kyrie-litanie: ‘(Kyrie) eleison’ – waar ‘eleison’ betekent: ontferm u. Je mag zeggen dat we drie keer om een aalmoes vragen, maar dat we hopen op meer: we hopen op ontferming van het soort waarmee moeders zich ‘ontfermen’ over hun kinderen. Daarmee is het hele traject afgelegd: we vragen de Heer om een aalmoes, we krijgen Gods ontferming en wat we gekregen hebben geven we door aan anderen.
Tweede zondag van de vasten
Door het hele boek Genesis loopt een rode draad: het woord ‘scheiding’. God scheidt het droge van het water, de hemel van de aarde, het licht van het duister… Na elke scheiding is er ruimte voor iets nieuws.
We vernemen dat Abram weggestuurd wordt door God naar een nieuw land en daar sluit God met Abram een verbond, een contract. En dat op een voor ons onbekende manier. Abram moest een aantal dieren halen, middendoor snijden en de helften tegenover elkaar leggen. Dan ziet hij hoe vuur en rook tussen de stukken doorgaan: een vuurzuil en een rookkolom zouden later het joodse volk door de woestijn leiden – het niet te miskennen teken van de leidende aanwezigheid van Jahweh. Tussen de stukgesneden dieren doorgaan… het betekende zoveel als: ‘Als ik niet trouw blijf aan mijn belofte, mag met mij gebeuren wat met deze dieren is gebeurd. Met ander woorden: als Abram geen ontelbaar nageslacht zou krijgen, dan zou Yahweh geen god meer zijn! Dat was het verbond. God neemt hier het initiatief en belooft aan Abram een nieuwe toekomst in een nieuw land, in Kanaän.
In het Lucasevangelie neemt Jezus Petrus, Johannes en Jakobus mee een berg op om er te bidden. Om de omvang te zien van wat Jezus daar overkomt, is het goed te weten dat vlak voordien Jezus zijn lijden en dood voorspeld heeft: het gaat opnieuw over een mens, die zich gereed maakt op een scheiding, om een verscheurd mens te worden. Mozes en Elia komen erbij staan en zij hebben het met Jezus uitgerekend over wat Hem te wachten staat: zijn heengaan in Jeruzalem – zeg maar: over de scheiding uit dit aardse leven om plaats te maken voor een nieuw begin, over zijn kruisdood met zicht op de verrijzenis.
Niet toevallig zijn het Mozes en Elia bij Hem op de berg. Ze zijn de twee belangrijkste figuren uit het Oude Testament. Mozes ontving van Jahweh op de berg Sinai de tien geboden. Van Mozes wordt gezegd dat hij gestorven is, maar niemand heeft ooit geweten waar hij begraven werd. Zou hij dan wel dood zijn? Elia is de allergrootste profeet. Hij werd door God mee de hemel in genomen en is dus zeker niet gestorven. Nu staan zowel Mozes als Elia naast Jezus. Maar in het Nieuwe Testament komen Mozes en Elia zo nog twee keer ‘ergens bij staan’. Als de vrouwen in de ochtend het graf van Jezus bezoeken en het leeg aantreffen, mogen zij vernemen dat ze Hem daar niet moeten zoeken; en als op Hemelvaart de apostelen naar de hemel staren, vernemen zij dat ze al zo min naar boven moeten blijven kijken als de vrouwen naar beneden.
Als we ons kruisteken maken, mogen we aan de hand van de lezingen even denken aan het volgende: Als we van boven naar beneden bewegen, denken we aan de hemel en aan het lege graf, waar Hij niet was. We stoppen daar echter niet. We gaan door naar links en rechts, naar Mozes en Elia, naar wat ze vertegenwoordigen en waar ze de verpersoonlijking van zijn: de Wet en de Profeten. Die vind je niet in de hemel of onder de grond, maar in de Bijbel. We worden uitgenodigd om de Bijbel te lezen. Het Oude en het Nieuwe Testament. Vaak zijn we bang om iets verkeerd te begrijpen of zien we op tegen de moeilijkere passages. Weet dan dat de woorden in de Schrift sterk genoeg zijn om tot ons door te dringen en om voor het even wie verstaanbaar te zijn. We halen eruit wat we op dat ogenblik nodig hebben en waar we iets mee kunnen doen. Het zal ons leven veranderen.
Derde zondag
In de eerste lezing van de derde zondag van de veertigdagentijd gaat het over de “godservaring” van Mozes in de woestijn bij de kudde van zijn schoonvader Jethro.
Er zou daar een doornstruik in lichterlaaie staan branden hebben, maar het enige dat er brandde was het hart van Mozes: met zijn karakter zo stekelig als een doornstruik had hij een
Egyptenaar gedood in de overtuiging te handelen in de lijn van zijn voorouders Abraham,Isaäk en Jacob en in de geest van zijn volk. Hoewel hij wist dat het helemaal in de lijn en in
de geest van zijn voorouders en van zijn volk was en dat niets hem zo eigen was, brandde zijn hart toch van en voor iets dat van buiten hem kwam of van en voor iemand die bij hem was: degene die zichzelf Jahweh noemde. In plaats van nog één of meerdere Egyptenaren te doden, zou hij in opdracht van Jahweh naar de farao gaan en in plaats van naar de woestijn te vluchten, zou hij zijn volk door de woestijn na een afspraak met Jahweh op de Horeb naar hun land terug leiden.
Wat als zo’n godservaring de onze zou worden in deze tijd voor Pasen? Wat als wij tijdens deze vasten ook eens plots in brand zouden schieten en God ervaren en hiervan getuigen?
Zonder zich dat fijn te realiseren, was Mozes als vanzelf in de juiste stemming geraakt daar in die woestijn bij de kudde van zijn schoonvader.
Misschien raken wij in een gelijkaardige stemming in ons eigen huis bij de gebedsring die we op het einde van de viering meekregen: de gebedsring met de “10 + 1” bolletjes voelbaar aan onze hand wil ons wat gemakkelijker doen stilvallen en ons hart doen branden voor God, die wij Onze Vader noemen en tot wie we bidden: Onze Vader …
Vierde zondag van de vasten :“Laetare- Verheug U”
In het evangelie van Lucas lazen we het gekende verhaal van de verloren zoon en de vreugde van de vader bij zijn terugkeer en het misnoegd reageren van de andere zoon. Maar toch zijn er nog steeds andere accenten die ons op een verschillende manier dit evangelie ‘het woord Gods’ laten beleven.
We kunnen ons terecht afvragen welke discussie er vooraf al gaande was vóór de jongste vertrok met het deel waarop hij aanspraak maakte. De relatie tussen de twee zonen en de vader liep waarschijnlijk niet gesmeerd. In een fikse ruzie neemt de jongste zoon het deel waarop hij recht heeft en verbreekt zijn familiebanden, hij vertrekt en leidt een losbandig leven.
Uiteindelijk, wanneer alles op is, komt hij tot inkeer en keert terug naar zijn vader, waarop hij vergiffenis vraagt aan de hemel en aan zijn vader.
Hij had geen banden meer en was helemaal alleen. God heeft hem tot inkeer gebracht en hem terug doen keren naar zijn familie.
We kunnen ons op dezelfde manier afvragen of toevallige ontmoetingen niet gestuurd zijn door hogerhand en ons in verband brengen met medemensen waaruit vriendschappen en relaties ontstaan. Het is feest want hij was verloren maar kwam tot inkeer en is teruggevonden. Hij is terug levend geworden. God heeft zich via de jongste zoon geopenbaard. Nu moet de oudste, alhoewel kortbij maar ogenschijnlijk ook veraf, tot inkeer komen en de feestvreugde van de ontmoeting met God ervaren.
Laten we, in deze vastentijd, openstaan voor deze ontmoetingen met anderen en de vreugde ervaren van deze openbaring.
Vijfde zondag van de vasten
Het evangelie van de vijfde zondag (Joh. 8, 1-11) brengt ons een verhaal als een zwerfsteen. Dit verhaal heeft geen vaste plaats in de evangelies maar staat sinds de laatste 100 jaar in het Johannesevangelie.
Het roept herinneringen op aan een gevecht tussen een paar jongens op de speelplaats waarrond alle andere leerlingen in een cirkel staan.
Zo wordt de vrouw, die op overspel werd betrapt, naar het midden van de kring gebracht. Van de man, die er natuurlijk ook bij betrokken is, is er geen spoor. Je ziet de taferelen haast voor je. De Schriftgeleerden en Farizeeën confronteren Jezus met de wet van Mozes die voorschrijft dat een overspelige vrouw gestenigd moet worden. Jezus zet zich neer en schrijft in het zand. Hij zegt: “Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.” En stilaan druipt iedereen af. Jezus blijft achter samen met de vrouw die nog in het midden staat. Hoewel iedereen weg is, blijft het gevoel van in het midden van de cirkel staan nog hangen. Jezus vraagt haar wie haar veroordeelt. Ze antwoordt dat niemand dat deed.
Dit verhaal is een goede voorbereiding op de biechtviering. Wat Jezus zegt en doet heeft effect op de mensen in de kring. Ze realiseren zich dat ze zelf ook in de fout gaan.
Ook wij beseffen dit: we zijn maar mensen, we lijken op elkaar. Ons dit realiseren doet goed voor onszelf en voor onze relaties met anderen. Als er iets gebeurt, staan we snel klaar met een oordeel, een beschuldiging. Het besef dat we maar mens zijn, allemaal, stemt ons mild naar onszelf en naar anderen.
Dat deze vastentijd ook in jou dit besef mag wakker maken …
Palmzondag
Dit is het begin van een bijzondere week. We zullen de laatste dagen van het leven van Jezus één na één opnieuw beleven. Zijn liefde tot het uiterste en zijn totale zelfgave zullen – wat Hem betreft – zijn laatste woorden en daden zijn. Toch krijgt zijn dood niet het laatste woord. Zijn dood zal een overgang naar het leven blijken te zijn.
Als we lezing horen over de intocht van Jezus in Jeruzalem, kunnen we ons voorstellen tussen die menigte te staan. We willen Hem zien en we roepen mee: ‘ Gezegend Hij die komt in de naam des Heren.’ Want Hij heeft ons getoond hoe we anders kunnen leven. Hij heeft ons laten zien hoe we met elkaar kunnen omgaan. Hij heeft ons voorgeleefd hoe die fantastische weg naar vrede, verzoening en liefde leidt. Hoe die weg naar Zijn Vader , Onze Vader leidt. We halen vandaag een groen palmtakje omdat we die weg willen gaan.
Die weg loopt vaak anders dan we gepland hadden. Jezus koos onvoorwaardelijk voor God. We horen hoe Hij bidt op de Olijfberg: ‘Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede’. De wil van Zijn Vader zal Jezus volgen, want Hij wil hetzelfde als Zijn Vader. Daar hebben we nog veel van te leren. Want als ons iets gevraagd wordt, willen we het wel doen … maar dan wel op onze manier en onder onze voorwaarden. Bij ons klinkt er steeds een ‘ja, maar’. Dat staat ver af van ‘uw wil geschiedde’. De weg van Jezus gaan, betekent dat je de stem van God durft volgen. Nieuwe wegen durven gaan.
Tijdens de Goede Week zullen we steeds dichter komen bij het mysterie van de Verrezen Heer. Het groene palmtakje plaatsen we thuis ondertussen bij ons kruisbeeld.
De Goede Week herinnert ons elk jaar opnieuw aan het einde van het leven van Jezus. Er is maar één reden om dit te doen: om ons klaar te maken om de verrijzenis, ‘Christus leeft’, als werkelijkheid te ervaren.
Zo herdenken we op Witte Donderdag de voetwassing en de maaltijd, die achteraf de laatste bleek te zijn. Na deze herdenking vieren we eucharistie. Dit is geen herdenking meer … we vieren eucharistie met de verrezen Heer in ons midden. En wie wenst blijft nog even bij de Heer in aanbidding …
Op Goede Vrijdag beluisteren we het lijdensverhaal en brengen hulde aan het kruis.
We leggen wat wierook, raken het kruis aan en proberen op de juiste plaats tussen nabijheid en afstand van Gods Zoon te gaan staan.
De Paaswake vangt aan met de vreugdevolle boodschap ‘Hij is verrezen, Hij leeft’. Met verhalen, symbolen, rituelen, gebeden wordt het verhaal van ‘verrijzen’ verteld. Er wordt vuur gemaakt, een nieuwe Paaskaars aangestoken en dat vuur wordt doorgegeven wanneer we bevestigen dat Jezus het Licht van de wereld is. Het doopwater wordt gewijd en we worden ermee besprenkeld als herinnering aan ons eigen doopsel. En we vieren eucharistie … zoals op zondag.
Zullen we na deze Goede Week en Pasen weer wat beter beseffen en beleven dat Jezus leeft?