Zone Dilbeek

FRANCISCUS VAN ASSISI

Franciscus werd geboren in 1182 in Assisi, een kleine ommuurde stad boven op een heuvel in Italië. De muur was er om de gevaren van het platteland, de struikrovers, de bedelaars en de melaatsen buiten de stadsmuren te houden.
Zijn moeder gaf hem de naam Giovanni (Johannes) maar door zijn vader, een welgestelde lakenkoopman, kreeg hij, bij diens terugkeer uit Frankrijk, de naam Francesco wat fransman betekende. Hij had alles wat zijn hartje begeerde maar tevreden was hij niet. Hij zocht het avontuur op en wilde ridder worden, maar ook dit werd geen succes. Tot diep in de nacht liep hij zingend en feestend met zijn vrienden door de straten van Assisi.
Hij wou zijn vader niet opvolgen en ging vechten in de oorlog tegen Perugia in 1202. Assisi werd echter verslagen en Franciscus belandde in de gevangenis. Na een jaar werd hij vrijgekocht door zijn vader en kwam terug naar huis maar werd kort daarop lang en ernstig ziek. Onderweg kreeg hij een droom waarin een stem zei dat in Assisi zijn werkelijke bestemming zou duidelijk worden. Daarop gaf Franciscus zijn kostbare wapenuitrusting weg en zou nooit meer de wapens opnemen. Soms bracht hij dagen in eenzaamheid door, af en toe vierde hij nog feest met zijn vrienden maar dacht steeds vaker na over God.
Tijdens een rit op zijn paard zag hij een melaatse aankomen. Normaal zou hij hard weggereden zijn maar die keer stapte hij van zijn paard, liep naar hem toe en kuste zijn half weggerotte hand. Vanaf dan ging hij geregeld melaatsen verzorgen, die in die tijd volledig uit de samenleving werden verstoten. Volgens zijn Testament bracht God hem in hun midden en bewees hij hun barmhartigheid. Naar aanleiding daarvan bekeerde hij zich tot een leven van armoede, gebed en dienstbaarheid aan de armen.
In 1205 kreeg hij een visioen in het kerkje van San Damiano waar hij regelmatig ging bidden. Hij weet zich aangesproken door de daar afgebeelde Gekruisigde: ‘Franciscus, ga en herstel mijn huis’. Hij trok zich als kluizenaar terug in de eenzaamheid en wijdde zich aan de melaatsen, het herstellen van kerkjes en aan het gebed. Zelfs wilde hij de allerarmste zijn. Hij bedelde zijn dagelijks voedsel bij elkaar, daarvan delend met anderen die nog minder hadden dan hij. Om aan geld te geraken verkocht hij dure stoffen uit de winkel van zijn vader en verkocht ook zijn paard.
Zijn vader was woedend, riep diefstal en liet hem voor het gerecht verschijnen. Als de aanklacht was voorgelezen, trok Franciscus zijn kleren uit en terwijl hij het bundeltje kleding (die vader immers betaald had) aan zijn vader gaf zei hij: “Nu kan ik werkelijk zeggen: Onze Vader in de hemel en niet meer vader Pietro di Bernardus”, waarop de bisschop zijn mantel om hem heen sloeg. Hij deed hiermee afstand van al zijn bezit en zijn erfenis, herstelde nog verschillende kerken vlakbij Assisi en verzette zich levenslang tegen geld en bezit.
Behalve dat hij ervoor koos zijn leven te delen met de allerarmsten en een grote dierenvriend was, was hij ook een vredestichter zoals blijkt uit het verhaal van een expeditie van de kruisvaarders tegen Apulië.
Hij ging op bezoek bij sultan Kamil, een moslim die beschouwd werd als de vijand van de kruisvaarders. Met behulp van een tolk spraken ze met elkaar. Waar hadden ze het over? Niemand weet het. Of toch wel want als Franciscus sprak vertelde hij altijd alleen over vrede, God, over Jezus en Maria en dat de mens zich moet bekeren tot God, over de schoonheid van het goed leven en over de hemel die op ons wacht. Hoe dan ook, te midden van het oorlogsgeweld zaten er twee mensen, twee zogenaamde vijanden, in alle vrede met elkaar te praten en ze herkenden in elkaar de warme gloed van het oprechte geloof. Wat er precies gebeurd is weten we niet maar ze hebben tijdens hun ontmoeting elkaars hart geraakt.
Hoewel Franciscus geen geestelijke was, begon hij te prediken en verzamelde vrij snel een aangroeiende groep getrouwen om zich heen die leefden volgens de regel die Franciscus opstelde. Waar hij aanvankelijk als kluizenaar ging leven en door veel mensen verguisd werd verkreeg hij in 1209 van paus Innocentius III toestemming om samen met deze getrouwen een nieuwe kloosterorde te stichten die binnen een jaar elf volgelingen had. Dit aantal liep op tot zo’n 5000 in 1221 en 35.000 rond 1274. Strikte armoede was lange tijd het kenmerk van de Orde der Franciscanen waar ze afstand deden van persoonlijk maar ook gemeenschappelijk bezit. Te midden van de andere kloosterorden worden ze door Franciscus de minderbroeders genoemd.
De vrouwelijke tak van de franciscanen werd gesticht door de heilige Clara van Assisi die hem hoorde prediken en volgde samen met nog andere vrouwen. Ze staan bekend als de clarissen, het is de tweede orde. Later stichtte hij nog een derde orde die bestaat uit zusters franciscanen en franciscaanse broeders en deels uit ‘leken’. In de volgende eeuwen ontstonden verschillende congregaties: kloostergemeenschappen van mannen en vrouwen die zich ook op Franciscus baseerden en werkzaam waren in bv het onderwijs, verpleging, missie of opvang van verwaarloosde kinderen zoals bv de zusters Franciscanen Missionarissen van Maria, de zusters Franciscanen der Onbevlekte Ontvangenis van de H. Moeder Gods of de Kleine Zusters van de Heilige Jozef.
De orde die inmiddels behoorlijk gegroeid was met duizenden broeders vroegen steeds meer naar voorschriften en regels. Franciscus besefte dat er een sterke bestuurder nodig was en dat hij daar niet de geschikte persoon voor was waardoor Petrus Catani hem opvolgde, maar hij schreef nog één regel, die door de paus goedgekeurd werd, die nu nog steeds voor de minderbroeders geldt. De belangrijkste regel is de navolging van Christus op elk levensterrein en strikt leven in armoede. Minderbroeders zijn een bedelorde en zijn dus afhankelijk van aalmoezen en schenkingen. Franciscus predikte zelf ook een absolute bezitloosheid, zelfs het bezit van een boek vond hij al te ver gaan. Een andere belangrijke regel in de omgang van andersdenkenden en andersgelovigen was o.a. de afwijzing van woordenstrijd: geweldloosheid zonder wapens, zelfs zonder het wapen van het woord.
Franciscus was de belichaming van een nieuw persoonlijk gekleurd soort vroomheid binnen het christendom waarbij de ontwikkeling van het individu en diens persoonlijke gaven en talenten van grote betekenis waren: een groep gelijkgezinden waarin men in elkaars noden en behoeften kon voorzien.
De gezondheid van Franciscus ging steeds verder achteruit: oogkwaal en malaria. Ondanks zijn ernstige ziekte en pijn trok hij nog steeds rond en schreef het prachtige Zonnelied, dat getuigt van zijn grote liefde voor de schepping. Als hij voelde dat de dood naderde ging hij naar Portiuncula waar hij zijn testament dicteerde.
Hij stierf op 3 oktober 1226.
De dag na zijn overlijden werd zijn lichaam in een processie door Assisi gereden naar de kerk van San Giorgio, waar hij begraven werd. In dezelfde kerk werd hij twee jaar later heilig verklaard en werd er begonnen met de bouw van de Sint-Franciscusbasiliek boven zijn graf.

 

 

 

 

 

Wat heeft Franciscus met dieren?
Franciscus heeft steeds gepredikt over zijn liefde voor de Schepper, mens, dier en plant. Alle schepsels zijn voor hem waardig en nodig. God wil dat we dieren in nood helpen, omdat zij net als wij bescherming verdienen.
Er zijn legendes die meteen duidelijk maken waarom hij de patroonheilige van de dieren is:
– op een dag is Franciscus onderweg met zijn broeders en overstemmen een paar luidruchtige vogels hun gesprek. Meteen begrijpt hij dat hij de dieren tekort heeft gedaan en hij roept hen samen om voor hen te prediken. Hij verwijst naar de grote vrijheid die ze van God hebben gekregen en waarvoor ze dankbaar moeten zijn. De vogels zitten stil en onbeweeglijk in de bomen, tot Franciscus een kruisteken maakt, en ze in vier groepen alle windrichtingen uit vliegen.
– een ander verhaal gaat over Franciscus die stopt om een overstekende worm te waarschuwen voor gevaar. Dat hij zich bekommert om zo’n klein schijnbaar onbelangrijk beestje toont hoeveel respect hij heeft voor het werk van de Schepper en voor alle liefde die God gelegd heeft in de creatie van die wezens.
Toen eind jaren 20 van de vorige eeuw gezocht werd naar een internationale feestdag van de dieren kwam zijn feestdag al snel ter sprake. Waarom geen Werelddierendag installeren op de herdenkingsdag van Franciscus van Assisi, de heilige die er prat op ging alle wezens en schepsels op aarde even belangrijk te vinden voor het grote geheel? De allereerste dierendag vond dan ook plaats op 4 oktober 1930. Milieubewegingen gebruiken Franciscus graag als stichtend voorbeeld.

 

De huidige paus Franciscus liet zich door die visie inspireren voor twee encyclieken: Laudato Sì (een pleidooi voor ecologische economie, eenvoudige leefstijl, ecologische opvoeding, eco-spiritualiteit en betrokkenheid op de gemeenschap) en Fratelli tutti (verbond tussen mens en God, tussen mens en natuur, tussen mensen over de hele wereld).

 

Franciscus wordt steeds blootsvoets of met sandalen voorgesteld in een donkerbruin of grijs habijt, omgord met een koord met 3 knopen (gelofte van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid) met een kap op de rug of op het hoofd.
Hij is de schutspatroon van de armen, blinden (hij was zelf blind bij zijn overlijden), gevangenen, lakenhandelaars, wevers, kooplieden, kleermakers en wordt aanroepen tegen hoofdpijn en pest.

 

 

 

 

 

 

Zonnelied

 

 

Allerhoogste, almachtige, goede Heer,

van U zijn de lof, de roem, de eer en alle zegen.

U alleen, Allerhoogste, komen zij toe en geen mens is waardig uw naam te noemen.

Wees geprezen, mijn Heer met al uw schepselen,

vooral door mijnheer broeder zon, die de dag is en door wie Gij ons verlicht.

En hij is mooi en straalt met grote pracht; van U, Allerhoogste, draagt hij het teken.

Wees geprezen, mijn Heer, door zuster maan en de sterren.

Aan de hemel hebt Gij ze gevormd, helder en kostbaar en mooi.

Wees geprezen, mijn Heer, door broeder winden door de lucht, bewolkt of helder, en ieder jaargetijde, door wie Gij het leven van uw schepselen onderhoudt.

Wees geprezen, mijn Heer, door zuster water, die heel nuttig is en nederig, kostbaar en kuis.

Wees geprezen, mijn Heer, door broeder vuur, door wie Gij voor ons de nacht verlicht;

en hij is mooi en vrolijk, stoer en sterk.

Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster, moeder aarde, die ons voedt en leidt,

en allerlei vruchten voortbrengt, bonte bloemen en planten.

Wees geprezen, mijn Heer, door wie omwille van uw liefde vergiffenis schenken, en ziekte en verdrukking dragen.

Gelukkig wie dat dragen in vrede, want door U, Allerhoogste, worden zij gekroond.

Wees geprezen, mijn Heer, door onze zuster de lichamelijke dood, die geen levend mens kan ontvluchten.

Wee hen die in doodzonde sterven;

gelukkig wie zij in uw allerheiligste wil vindt, want de tweede dood zal hun geen kwaad doen.

Prijs en zegen mijn Heer, en dank en dien Hem in grote nederigheid.