De veertigdagentijd, de vastentijd….

De veertigdagentijd, de vastentijd….

De vasten is een tijd van durven terugkijken op wat niet zo goed was en uitkijken naar Pasen.

Het feest van de verrijzenis van Jezus.

Om ons daarbij een beetje op weg te helpen vindt u in onze kerken ‘wegwijzers’.

 

Eerste zondag: PARADIJS – WOESTIJN

 

   

 

 

Het paradijs van de eerste zondag doet ons dadelijk denken aan Adam en Eva. God vormde de mens uit het stof van de aarde en blies hem een levensadem in. Daarna plaatste Hij de mens in een prachtige tuin. Een paradijs.
Ze leven er gelukkig tot de slang opduikt. Ze trekt de aandacht op die ene, verboden boom. De boom van kennis over goed en kwaad. Eva weet dat ze de boom niet mag aanraken of de vruchten ervan eten. De slang vertelt haar dat ze niet zal sterven wanneer ze toch aan de boom zou komen. En Eva maakt een keuze. Ze keert zich af van wat God gevraagd heeft. Ze plukt een vrucht van de verboden boom en deelt ze met haar man. Plots is alles anders. En God zal hen uit het paradijs verdrijven, weg van de weelderige natuur naar een dorre en onvruchtbare streek: de woestijn.
In het evangelie vertrekt Jezus naar de woestijn en wordt er door de duivel drie keer op de proef gesteld. Jezus keert zich van de duivel af en kiest resoluut voor God, zijn Vader.
Zowel Eva als Jezus maken een keuze. De ene kiest voor de woestijn en de andere voor het paradijs.
En wat met ons? Verblijven we in de woestijn of in het paradijs? Meestal is het maar even het ene en dan weer het andere. Soms keren we ons van God af en soms wenden we ons bewust naar God.
Maar steeds opnieuw geeft God ons de keuze en vraagt Hij welke weg we willen gaan. We krijgen altijd weer nieuwe kansen, zelfs als we onze rug naar Hem gekeerd hadden.
Onze God is een God van liefde en vergeving.
Laat ons deze vasten bewust zijn dat we een keuze hebben en dat God ons steeds nabij wil zijn.

 

 

Tweede zondag van de vasten

 

Zes dagen nadat Jezus voor de eerste keer over zijn lijden en dood spreekt, neemt Hij drie van de apostelen mee de berg op. Zij maken er een heel bijzonder moment mee, een ontmoeting met God, iets wat moeilijk in woorden uit te drukken is. Toch kunnen zij, net als wij, niet anders dan met woorden proberen weer te geven wat ze hebben beleefd. Op de berg, dicht bij God, zien ze Jezus’ gezicht stralen – zoals ook ons gezicht er anders uitziet nadat we hebben gebeden. Ze ervaarden er Mozes en Elia, van wie de Joden denken dat ze niet gestorven zijn, aanwezig. En ze hoorden Gods stem wat de apostelen in een houding van gebed brengt. Nadien spreekt Jezus over zijn opstanding uit de dood. Hiermee maakt Jezus duidelijk: van verrijzenis kan maar sprake zijn nadat er lijden en dood is geweest. In lijden, pijn en verdriet, laat God ons merken wie Hij voor ons wil zijn. Hij is Degene die ons daaruit doet opstaan.

 

Mag ik je vragen om naar je persoonlijke verleden te kijken, naar jouw momenten van verdriet en lijden. Hoe ben je erdoor gekomen? Je kan dat zeker op één of andere manier uitleggen. Maar durf je erop vertrouwen dat het de Heer zelf is die je deed opstaan uit lijden en pijn? Die je een ommekeer liet maken van een doodlopende weg naar een weg van leven? Eens je het aandurft te rekenen op de Heer raak je meer en meer vertrouwd met het geheim van de verrijzenis.

 

Derde zondag van de vasten

 

 

 

 

Kort na hun vertrek uit Egypte wordt Israël ongerust dat ze zullen omkomen van honger en dorst. Ze richten hun verwijt tot Mozes en God. God wil zijn volk leren dat Hij voor hen zal zorgen. Daarom vraagt Hij Mozes naar een rots, de Horeb, te gaan. God zelf zal op de rots staan en wanneer Mozes met zijn staf tegen de rots slaat, zal er water uit stromen. Een rots in de woestijn: er is weinig dat minder aan water doet denken dan die plaats. Na één slag beweegt er weinig. Mozes twijfelt en slaat een tweede keer. Dit kost hem zijn plaats in het beloofde land. De twijfel van het volk of God bij hen is, kost Israël hun band met God. Vanaf dan blijft er een kloof tussen hen.

Zoveel eeuwen later ontmoeten Jezus en een vrouw uit Samaria elkaar aan een waterput. Jezus vraagt de vrouw om water, hoewel Hij zelf in levend water kan voorzien. Zo draait Hij de rollen om tussen hen. Dit gesprek vormt een band tussen deze Samaritaanse vrouw en Jezus. Het verhaal gaat over het lessen van dorst, over het opheffen van tekort, over het zoeken naar zin en betekenis, maar vooral over het vinden van zin en betekenis aangereikt en ontvangen in geloof . De vrouw geeft haar vertrouwen aan Jezus en het woord dat Hij spreekt. Haar getuigenis vormt het begin van een geloofsgemeenschap in Sichar.

Zo komen twee mensen via water in aanraking met God en gaan ze beiden op een heel andere manier weg van deze ontmoeting. Welke weg herken jij?

 

vierde zondag van de vasten

 

 

 

 

In de eerste lezing (1 Sam. 16:1-13) horen we het verhaal over de uitverkiezing van David door Samuël.
Er moet een nieuwe koning komen – één die een andere, nieuwe invulling kan geven aan het koningschap – en Samuël moet erop uit om die koning te zoeken en te zalven.
We zien het voor ons: vader Isaï heeft zeven zonen. Allemaal rijzige zonen en Samuël denkt meteen bij de oudste: dit zal hem zijn. Maar mis! Idem bij de tweede en de volgende… tot en met de zevende. Zeven, het volmaakte getal, daarmee zijn we uitgeteld. Maar geen van de zeven blijkt te voldoen. Daarop stelt Samuël de vraag, die niemand bezig houdt: zijn ze dit allemaal? En wat blijkt? ER is nog een achtste! Nu is 8 in de bijbelse getallensymboliek, het getal dat alles wat gangbaar en berekenbaar is overstijgt: al wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.
De jongste, die achtste, die laatste, die kleinste, die aanvankelijk niet eens wordt meegeteld, dat is hem, de gezalfde in spe, de koning naar Gods hart.
Samuël kijkt in eerste instantie naar het haalbare, het realistische, het mogelijke.
Ook wij zijn geneigd naar het uiterlijke te kijken, terwijl God andere criteria aanwendt – d.w.z. dat wie groot en mooi is en er zelfs goed uit zien niet noodzakelijk een mens naar Gods hart is. Allen wie zoals Samuël een hechte en echte band heeft met de Heer, onze God, wendt diezelfde criteria aan en ziet meteen wat niemand anders ziet: het totaal nieuwe, het helemaal andere en de oplossing, de weg uit de impasse.
Zoals Samuël, zo vinden we vandaag niemand meer. Behalve dat het een bewijs is van totaal gebrek aan Godsverbondenheid, blijft alles bij het oude en het gewone: het klimaat blijft achteruit gaan, de oorlog in Oekraïne duurt voort,… en ons persoonlijk leven blijft saai en monotoon.

 

Vijfde zondag van de vasten

 

 

 

De twee voorbije zondagen bracht het evangelie ons naar de kern van ons christelijk geloof: het verrijzenisgeloof.
Zowel de Samaritaanse vrouw aan de waterput, als de blindgeboren man die door toedoen van Jezus weer kon zien, spreken uit dat ze geloven in Jezus, de Messias, de zoon van God. En vandaag horen we het voor een derde keer.
Jezus trekt naar Bethanië naar zijn dode vriend Lazarus. Marta had Jezus vroeger verwacht omdat ze wist dat Jezus haar zieke broer had kunnen genezen. Maar Marta gelooft ook Jezus als Hij zegt: ”Ik ben het leven na de dood”. Ze gaat met Jezus die toch wat huivert, want hij ziet zijn graf en zijn dood in de ogen, naar het graf van Lazarus en ze laat de steen verwijderen. Jezus roept de naam van Lazarus en deze staat op en treedt uit het graf, op weg naar “nieuwe grond” naar een “nieuw leven!”
Ook Ezechiël sprak met deze zelfde woorden tot het volk van God: als de geest van God in u is zal God uw graven openen en u in grote getale wegvoeren naar de grond van Israël om daar een nieuw leven te beginnen.

Moge deze vasten ons tot inkeer brengen zodat we horen dat God onze naam roept en we onze zwachtels kunnen laten afvallen. Moge ons geloof zo sterk worden dat we ooit onze zwachtels, netjes opgeplooid zoals Jezus dat destijds deed, achter ons kunnen laten en de richting van eeuwig leven inslaan.