Heer, kom je in mijn leven?
Nadat ik ’s ochtends een strooien krans, wikkeldraad, krammen en een kniptang in de kelder heb bijeengezocht, trek ik de tuin in om frisse takken groen te verzamelen. Daarmee ga ik naar het St.-Pietershof in Itterbeek om samen met catechisten, vormelingen, ouders, parochianen … een ‘adventskrans’ te maken.
Bij een kopje koffie of brikje sap luisteren we naar mijnheer pastoor die vertelt hoe mensen van heel lang geleden in deze periode van het jaar bang waren dat de zon niet meer terug zou komen. Ze merkten dat de dagen korter werden en de zon steeds minder zichtbaar. Daarom maakten ze kransen die ze in brand staken en van de berg lieten rollen.Met dit leuke spel nodigden ze de zon uit: “Hé, kom je, doe je mee?” En de zon kwam terug, elk jaar opnieuw. Voor Christenen is Jezus het licht. Daarom maken we adventskransen bij het begin van het nieuwe kerkelijk jaar; groene kransen met kaarsen erop. Bij het aansteken van die kaarsen vragen we week na week tot Kerstmis: ‘Heer, kom je in mijn leven?’
Soms zien we ook kransen van groenblijvende takken aan de voordeur hangen. Deze kransen zijn geen adventskransen maar strenna of strenae, naar Strenia, godin van de gezondheid. Voor de Romeinen had het schenken van die takkenkrans dezelfde betekenis als onze nieuwjaarswens ‘alle geluk en een goede gezondheid’, de geschenken en het geld. Munten waren rond met een gaatje erin. Zo lijken de kransen uitvergrote munten. Ze houden het ongeluk buiten en brengen het geluk naar binnen. Van al dat luisteren gaan onze ‘groene vingers’ jeuken. We werken onze kransen af en plaatsen ze samen om ze te bewonderen.
Ik laat je graag mee genieten …
Nu zijt wellekome
Tijdens de advent steken we elke zondag een kaars aan op de adventskrans in de kerk en bouwen we week na week de kerststal op. Dit jaar doen we dit aan de hand van een lied
Doen jullie thuis hetzelfde?
Op de eerste adventszondag hebben we de os, de ezel en de lege kribbe een plaats in de stal gegeven.
Nu zijt wellekome, Jesu, lieve Heer,
Gij komt van alzo hoge, van alzo veer.
Nu zijt wellekome van de hoge hemel neer.
Hier al in dit aardrijk zijt Gij gezien nooit meer.
Kyrieleis.
Op de tweede zondag worden de herders en schapen in de stal geplaatst.
D’ herders op de velden hoorden een nieuw lied;
Dat Jesus was geboren, zij wisten ’t niet.
Gaat aan geender straten en gij zult Hem vinden klaar;
Beth’lem is de stede daar is ’t geschied voorwaar;
Kyrieleis.
Op de derde zondag zetten we de 3 koningen op weg
D’heilige drie Koon’gen uit zo verre land,
Zij zochten onze Here met offerhand.
Z’ offerden ootmoedelijk mir’, wierook ende goud.
’t Ere van den Kinde dat alle ding behoudt;
Kyrieleis.
Maria en Jozef worden in de stal geplaatst
Christe Kyri’eleison, laat ons zingen blij,
Daarmed’ ook onze leisen beginnen vrij!
Jesus is geboren in de heilige Kerstnacht;
Van een maged reine die hoog moet zijn geacht;
Kyrieleis.